Toen we net begonnen met onze Eldense Blauwe pruimen liefhebberij waren we op zoek naar de echte Eldense Blauwe. Immers, dit is wat we bijna overal hoorden: je hebt de echte en de niet echte. Maar toen we eindelijk in 2013 DNA onderzoek lieten uitvoeren door de NAK in Roelofarendsveen bleek er toch sprake te zijn van slechts één Eldense Blauwe pruim. De Eldense is niet anders dan de originele die Thomas Rivers kweekte in Sawbridgeworth lang lang geleden. Toch hadden de lokale fruittelers – de meesten met pensioen – wel een punt: de ene Eldense Blauwe pruim is de andere niet! Maar het smaakverschil waar zij mee worstelden had vooral te maken met het onderstammencircus dat na de oorlog losbarstte. De aloude onderstammen van voor de oorlog werden in de ban gedaan; er werd gezocht en gevonden. Nieuwe onderstammen gaven betere bomen. Maar ook andere smaken!
Bij de boerderij in oud Elden waar wijlen Joop Tilleman naar toe verhuisde in 1937, had zijn vader kort na aankomst bij de boerderij wat Eldense Blauwe pruimenbomen geplant. Te midden van grote hoogstam kersen stond een jaar of tien terug een geweldig mooie Eldense Blauwe pruimenboom. Onder de bomen liepen schapen en ter bescherming van de stammen was gaas geplaatst. Hoe groot was mijn opwinding toen ik zag dat uit de grond nabij de dikke imponerende stam een dun sprietje opkwam. Het kostte wat moeite om het sprietje met wat worteltjes achter het schapengaas vandaan te krijgen. De buit ging mee in de fietstas en werd in het boomgaardje achter het huis geplant. Een jaar later volgde een tweede exemplaar want tja: het zou maar eens mis gaan met die ene.
De boerderij waar wijlen Joop als jochie in 1937 naar toe verhuisde. Het toenmalige adres was aan de Huissensedijk te Elden (Over-Betuwe)
Vanmorgen, 28 mei, moest bij beide bomen de top eruit. De bomen reiken inmiddels zo’n vijf meter hoog en zorgen voor veel schaduw. Bovendien geeft de nevenstaande St. Remy heerlijke peren om te stoven; niet alles kan wijken voor de pruimen! De inmiddels grote bomen geven vruchten; het zijn overduidelijk Gele Krozen. Het is aan hun kleur te zien dat ze nu (mei) eigenlijk nog lang niet rijp zijn: hard groen wanneer de zachte bladeren voortbewogen door de wind de dauw eraf gepoetst hebben en zachtgroen wanneer de pruimen beschut hebben gehangen. In rijpe toestand is de smaak niet bijzonder. Sommige mensen eten weliswaar echt alles. Maar zowel qua formaat als qua smaak is de Gele Kroos verre van bijzonder. Toch is de oogst vanmorgen verzameld in een bakje.
De eerste top van de Gele Kroos is eruit gezaagd en ligt op de grond. Zo is het wat makkelijker om wat pruimen te fotograferen!
Filiz, een jonge vrouw met Turkse roots vertelt me enkele jaren terug hoe heerlijk de kleine groene pruimen zijn. Met toevoeging van flink wat zout krijg je een frisse mengeling met het zuur van de pruimen. Deze groene pruimen worden Can erik genoemd. Filiz maakte er kortweg Erik van. Sindsdien weet ik dat de Gele Kroos in rijpe toestand best wel lekker is!
De eerste oogst is binnen! Wat voelt dat goed!
Later hoor ik van iemand die best verstandig overkomt dat dit recept karakteristiek is voor het klimaat in Turkije en omliggende landen. In tijden dat de zon ongenadig brandt, is het zaak voldoende zout binnen te krijgen. En wat is er dan lekkerder dan zo’n lekker zuur groen pruimpje, gedoopt in het zout?
Een larve van het Lieveheersbeestje is al aardig op weg om te verpoppen en heeft zich geposteerd op een nog groene Gele Kroos. De larven eten zo’n 80 luizen per dag. Over Lieveheersbeestjes valt een boek te schrijven. In het kader van biologische luizenbestrijding is wat te enthousiast een Aziatische soort geïntroduceerd, de Harlekijn. Deze exemplaren zijn dominant en verdringen de inheemse variant. Het schijnt dat de Harlekijnen zelfs vruchten en blad verorberen. Zou bovenstaande rakker een Harlekijn zijn die zijn tanden stukbijt op een harde Gele Kroos?