Terwijl kranten, talkshows en nieuwsuitzendingen geen dag overslaan om stil te staan bij de klimaat-ellende die ons overkomt, gaat een eigenwijs pruimenboompje lekker zijn (haar?) eigen gang. Wanneer ik op dinsdag 26 oktober een bezoekje breng aan mijn hoekje grond waar een bonte verzameling pruimenbomen staat, ontdek ik opeens bloesem. Dit is geen unicum in deze tijd van het jaar. Met deze temperaturen van rond de 20 graden Celsius overdag mag je verwachten dat fruitbomen af en toe in de war raken. Daar is niets mis mee. De natuur blijkt uitermate flexibel. Maar stel dat we straks in ons kikkerlandje voortdurend te maken hebben met hoge zomertemperaturen, moeten we dan vrezen voor onze pruimen?
In West-Europa zijn we al eeuwen pruimen aan het kweken. Maar dit betekent niet dat de pruim zoals wij die eten ook bij ons van origine voorkomt. Veel ‘klassieke’ kruisingen komen vanuit landen als Frankrijk en Groot Brittannië (Engeland) en stammen uit de 19e eeuw. Zo ook de Eldense Blauwe (Thomas Rivers, Rivers Nursery Sawbridgeworth, 1820). De oorsprong van ‘onze’ pruimen ligt waarschijnlijk ergens in Perzië (het huidige Irak en omgeving). De toevoeging ‘waarschijnlijk’ is hier nodig omdat er geen absolute zekerheid bestaat over het ontstaan ervan.
Wij eten uit onze eigen boomgaarden de Prunus Domestica subsp. Domestica, oftewel de gewone (Europese) pruim. Subsp. staat voor subspecies en betekent zoveel als ‘ondersoort’ of met een moeilijker woord ‘convariëteit’ of weer iets makkelijker ‘ondervariëteit’. De gewone (Europese) pruim is ovaal, langwerpig van vorm. Van belang is het besef dat deze pruim uit onze boomgaarden een ondersoort is en daarmee verwant is aan enkele andere ondersoorten. Twee andere ondersoorten die worden onderscheiden zijn: Prunus domestica subsp. Italica en de Prunus domestica subsp. Syrië. Subspec Italica omvat de pruimen die wij kennen als de Reine Claude pruim. De Subspec Syrië staat voor de pruimen die wij kennen als de Mirabelle pruim. Daarnaast zijn er ‘wilde’ vormen van de Prunus Domestica. De bomen van deze vierde onderscheiden ondersoort worden aangeduid met Prunus Domestica subsp. Insititia. In ons land worden deze pruimen in de volksmond vaak ‘wilde pruimen’ genoemd, of ook wel de Damascus pruim, en met een moeilijk woord ‘prunéoliers’. Deze bomen dragen kleine ronde pruimpjes in allerlei kleuren. Samengevat worden vier ondersoorten onderscheiden: de gewone (Europese) pruim (ovaal), de Reine Claude pruim (rond), de Mirabelle pruim (rond) en de Damascus pruim (klein en rond).
Onze eigen Henk Woldring mag gerust een pruimen autoriteit genoemd worden. Hij heeft aan de hand van allerlei veldonderzoek en literatuuronderzoek getracht de ontstaansgeschiedenis van de pruimen in beeld te brengen. Hij is niet de eerste die dit geprobeerd heeft en vast ook niet de laatste. Het gevolg is dat er verschillende theorieën circuleren.
Vaststaat is dat de gewone (Europese) pruim al heel lang gekweekt wordt in het oude Perzië en omgeving. In deze gebieden is namelijk ook onze beschaving ontstaan (Mesopotamië, het land tussen de Eufraat en de Tigris). In deze streek groeien ook de pruimensoorten Prunus Cerasifera (de Myrobalaan pruim, in het Land van Maas en Waal bekend als de Kroospruim). en de pruimensoort Prunus Spinosa (bij ons beter bekend onder de naam Sleedoorn). Lang is verondersteld dat de gewone (Europese) pruim een kruising is van deze beide soorten. Je kunt ook kijken welke pruimen het meest op elkaar lijken. De Sleedoorn lijkt niet erg op onze eigen gewone (Europese) pruim – want veel kleiner – wat maakt dat er mensen zijn die zeggen dat de gewone (Europese) pruim uit de Myrobolaan pruim voortkomt. Weer anderen stellen dat het aannemelijk is dat onze gewone (Europese) pruim inheemse Domestica voorouders heeft gehad in het oude Perzië en dus niet ontstaan is uit de Prunus Cerasifera.
Henk Woldring ontdekte dat hij veel makkelijker zaailingen kon kweken uit stenen (pitten) van zwartgekleurde Prunus Insititia (Damascus pruimen) dan uit stenen van gekleurde stenen van de Prunus Insititia. Hieruit leidt Henk af dat de gekleurde versies zijn ontstaan uit kruisingen die daardoor minder vruchtbaar zijn. De zwartgekleurde pruimen van Prunus Insititia (Damascus pruimen) zouden daarom wel eens de oerpruimen kunnen zijn. Henk stelde vervolgens vast dat de zwartgekleurde Insititia pruimen qua boom veel lijken op de Sleedoorn. Ze bloeien gelijktijdig (vroeg) en beiden hebben bijvoorbeeld behaarde jonge twijgen. Henk denkt daarom dat de zwartgekleurde Insititia pruimen (de zwarte Damascus pruimen) voortkomen uit de Sleedoorn. Vervolgens zijn waarschijnlijk spontaan verschillende (gekleurde) Insititia pruimen ontstaan. Hieruit zou door spontane kruisingen de Prunus Domestica kunnen zijn ontstaan.
Het boompje dat in bloei stond afgelopen week, heb ik als klein struikje gehaald uit de omgeving van kasteel Doorwerth. Tijdens een fietstocht in de omgeving van het kasteel waren mij enkele ‘wilde’ pruimenbomen opgevallen. Het kleine struikje is inmiddels uitgegroeid tot een klein boompje. Henk Woldring heeft inmiddels de eerste stenen bekeken en geconstateerd dat het een onbekende Insititia variëteit is.
Hoe de gewone (Europese) pruim ook is ontstaan, het moge duidelijk zijn dat onze geliefde pruimen waaronder de Eldense Blauwe zijn (of haar?) oorsprong vindt in het oude Perzië en omgeving. Als u weet dat het daar ’s zomers snikheet is, dan weet u dat we ons geen zorgen hoeven te maken. Hoe heet het ook onder onze Hollandse voeten wordt, de Eldense Blauwe pruim overleeft het wel!