Kort na 1600 schijnt in Zeeland de tabaksteelt begonnen te zijn. Ook de eerste fruitteelt van serieuze omvang schijnt gestart te zijn in Zeeland. In de ‘zak van Beverland’ wordt nog steeds veel fruit geteeld. De focus ligt op de teelt van peren. In Kapelle is dit jaar het fruitmuseum heropend. Als je dan toch met vakantie bent in Zeeland……

Voor de entree van het museum bevindt zich een flink aantal bomen: kersen, pruimen, appels, frambozen, bessen, maar vooral: peren. Oude perenrassen die voorzien zijn van naambordjes met daarop het jaar van verschijnen. Vergissen is onmogelijk: dit is het fruitmuseum. Over fruit valt enorm veel te vertellen. Maar wat is voor een breed publiek interessant? Voorin bevindt zich een winkeltje, en een zitgelegenheid. In ieder geval gaat er een tasje met boeken over fruitteelt mee naar huis, plus wat kweeperenlikeur. Interessant is de lange lijst waarop alle boeken staan waarover het museum beschikt. Deze boeken zijn in te zien maar daar moet wel een afspraak voor worden gemaakt. Achterin het museum is een kleine veiling nagebouwd met deels originele stukken zoals de banken. Middels wat moderne techniek kunnen mensen bieden op aangeboden producten. Een leuke en interactieve manier om mensen te laten zien hoe dat werkt met veilingen. Verder een enorm aantal gebruiksvoorwerpen uit de fruitteelt die gebruikt zijn vanaf WO II. Deze voorwerpen zijn thematisch gerangschikt en staan aantrekkelijk uitgestald. Borden met tekst geven aan wat voor voorwerpen het zijn en waarvoor de spullen dienden.

Spullen vertellen een verhaal. Dat is waar. Maar toch blijft het voor leken lastig om – vanuit gestalde spullen – een verhaal samen te stellen. De grote zwartwitfoto’s aan de wanden vertellen soms meer. Maar waar het museum wat mij betreft echt mee scoort, zijn de echte verhalen. Ze zijn te horen voor degenen die op een rood knopje drukken. Dit rode knopje bevindt zich op een nagemaakte appel of nagemaakte peer. De nepvruchten hangen aan lange snoeren aan het plafond. Je kunt er rustig bij gaan zitten. Dat moet ook wel, want in de verhalen is niet geknipt. Oude Zeeuwen vertellen over hun levensarbeid: het werken in het fruit, in Zeeland. En dat doen ze uitgebreid. Het zijn parels van verhalen; het geeft een inkijkje in de fruitteelt in de na-oorlogse periode. Het is de tijd van wederopbouw, na WO II. Maar voor de Zeeuwen is het uiteraard ook de opbouwperiode na de Watersnood uit 1953. De boeren vertellen onder meer over DDT.

Hoe betrekkelijk de waarheid is, blijkt wel uit het feit dat de Zwitser die de werking van DDT ontdekte, in 1948 daarvoor de Nobelprijs kreeg. Deze Nobelprijs winnaar genaamd Paul Hermann Müller werd geboren in 1899 en ontdekte de werking in 1939. In 1942 kwam het op de markt. Het was geweldig mooi spul, was de algehele opvatting. Het succes duurde niet lang. In 1970 werd het spul verboden. Maar intussen was DDT zoveel toegepast dat het overal op de wereld terug te vinden was in alle organismen. Aanleiding voor het verbod was het verdwijnen van veel diersoorten. De Amerikaanse biologe Rachel Carson, geboren in 1907, staat bekend als degene die de wereld met haar boeken duidelijk maakte hoe schadelijk DDT voor het milieu was. Met name haar boek ‘Silent Spring’ uit 1962 maakte haar wereldberoemd.

De absolute parel uit het museum is een schriftje. Van wie het schriftje geweest is, en van wanneer het schriftje is, staat niet aangegeven. Iedere bladzijde is met de hand beschreven, en consequent genummerd. Waarschijnlijk is het een schriftje volgeschreven door iemand die op cursus is geweest. Mogelijk is het kort na de oorlog vervaardigd afgaande op de informatie die vrijgegeven wordt. Tot mijn verbazing gaat het voor in het schriftje direct over onderstammen. Ook gaat het over pruimenonderstammen. Er wordt onderscheid gemaakt in onderstammen die ontstaan zijn uit wilde soorten, en onderstammen ontstaan uit veredelde soorten. Vervolgens gaat het over de vegetatieve vermeerdering van onderstammen. Genoemd worden: de Myrobolan B, de Marianne, de Brompton, de St. Juliën C, de Common Plum, de Pershore en Brussels. Daarna lees ik: “Men veronderstelt dat de Brussels dezelfde is als onze Varkenspruim. (Dit is een slechte onderstam, maakt veel opslag). De Tonneboer (geel) blijkt wel een goede voor onderstam.”

Het stukje tekst geeft een prachtige inkijk in de opvattingen van destijds. Een onderstam die veel opslag maakte, vond men toen simpelweg slecht. Wat we toen slecht vonden, vinden we nu soms niet meer slecht. En wat we toen goed vonden, vinden we nu soms wel degelijk slecht. Opvattingen veranderen, overtuigingen verdwijnen. We weten nog bitter weinig.

 

 

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.