Kale bomen zien er op afstand troosteloos uit. Voor wie er gevoelig voor is, is de winter een nare periode om door te komen. Voor mij zijn de vallende blaadjes een teken dat het grote verpoten kan starten. In de zomer heb ik al gespeurd naar interessante onderstammen.
Rijdend door de Over-Betuwe of de Liemers zie ik altijd wel fruitbomen staan. Staan er dan pruimenbomen, dan kijk ik direct hoe het gras eronder wordt beheerd. Ziet het er uit als een gazon, dan is mijn interesse al weg. Zie ik kniehoog gras, dan wordt het interessant. Zeker als er oudere bomen staan. Zo zag ik van de zomer in Lent midden in een grasland een ogenschijnlijk oude Monsieur Hâtif staan. Ik moest een stukje lopen om bij de boom te komen. Een behoorlijk oude boom. Wellicht uit de jaren 50, mogelijk ouder. En belangrijk: opslag! Afgelopen weekend ging ik langs. De opslag stond er nog. Met een paar gerichte steken was ik 2 miniboompjes rijker.
Bomen moet je in de winter van dichtbij bekijken. Wat van veraf een kale twijg lijkt, is van dichtbij een sieraad. Bladknoppen en bloemknoppen zitten in een donker pak dat te strak zit. Nog een paar donkere maanden, en dan springt het pak open en komt het groene shirt te voorschijn. Een mooier groen bestaat voor mij niet.
Ik heb nog een paar adresjes waar ik deze maand langs moet. Het wordt een gezellig weerzien met de eigenaren. Praten over oude bomen, speculeren over leeftijd en naar huis met veelbelovende jonge opslag.
Natuurlijk werd er vroeger geënt op de Myrobalaan, de Varkenspruim, de Brompton en de St. Julien. Maar het is verrassend om te zien hoeveel andere soorten er toch nog gebruikt werden. Bij elke nieuwe onderstam denk ik: ‘Dat kan hem wel eens zijn’. Zeker als ik een onderstam te pakken heb die ik totaal niet thuis kan brengen. Dat zijn de spannendste!
Natuurlijk wil ik ontdekken om welk soort onderstam het gaat. Als in het voorjaar het frisgroene blad ontluikt, begint het vergelijken al. Want het blad is een indicatie voor de soort onderstam. Zo geldt dit ook voor de twijgkleur, en de al dan niet aanwezige donzig beharing. Het liefst zie ik uitgeplante onderstammen stevig groeien en vervolgens vrucht dragen. Want aan de vruchten van deze ‘wilde’ bomen is natuurlijk ook af te lezen in welke richting gezocht moet worden.
Van sommige onderstammen weet ik bijna niets. Dan is het wachten op extra puzzelstukjes: bladkleur en – vorm, twijgkleur, beharing. De Lentse onderstam is weer zo’n mysterieuze gast. De bladknoppen glinsteren in de late herfstzon. Ik kan haast niet wachten tot het moment dat ze open gaan.