Wat is India een groot land. Een tripje naar de bergen vraagt met openbaar vervoer een uurtje of 8; op papier dan. In praktijk wordt dit een uur of 11, als je van de bergen naar New Delhi wilt. Als je wilt weten hoe je van een vierbaansweg een zevenbaansweg maakt, kom dan tijdens de dagelijkse spits naar deze stad. Zelfs Kit durft hier niet te fietsen.
Uitgestrekte velden met rijst en velden met rietsuiker, zover je kijkt. De koeien die er tussendoor lopen, kun je beter wegdenken. Toen ze voor de boer niet meer rendabel waren, werden ze op straat gedumpt en sindsdien zijn ze heilig. Je mag deze lijn rustig doortrekken naar Nederland. De A 12 met allemaal oude Golfjes II die willekeur ergens geparkeerd staan: het wordt een zootje. India doet er niets voor onder.
De natuurgids die ons begeleidde in het natuurpark vertelde ons dat 70 procent van het landbouwareaal met de sikkel werd geoogst. Ik heb ze zien staan: ver in de verte kromgebogen poppetjes die op het land druk waren. Mannen met allemaal takhout achter op de fiets wanneer ergens bomen gezaagd werden en vrouwen met takkenbossen op hun hoofd; je met ergens heen met je lading, nietwaar?
Hoe ga je in hemelsnaam dit enorme land structureren? Want dat enige structuur gewenst is, is helder. Je zult maar planoloog zijn in dit land en bij scratch mogen beginnen…..
Het lijkt Middeleeuws hier. Maar vergis je niet. In Nederland werd tot 75 jaar geleden ook het varken thuis geslacht hangend aan een houten ladder. Mijn bedlegerige oma werd vervoerd met een houten kruiwagen tijdens de evacuatie in 1944. Tot na 1900 leefden Nederlanders nog in plaggenhutten. Het waren er niet veel meer. Maar toch… Mijn vader reed op een bromfiets in de jaren zestig. Zonder helm en als het koud was met een leren kap, een soort sneeuwbril en dikke leren jas met riem. De jas hangt nog thuis op deel aan een plukleer van 38 sporters, geflankeerd door gedroogde bossen bonenstruiken; die zullen inmiddels wel droog zijn. Mijn moeder reed fiets. Met een pastic – heel modern – hoofdkapje. Waterdicht en toch kon je er doorheen kijken. We maakten enkele vertrekken warm met een kolenkachel en water kwam uit de pomp. Het varkensvoer werd gekookt in de fornuispot die tevens diende voor het wassen van de lakens. Hoe Middeleeuws wil je het hebben? Nou, mijn vader viste nog met bamboehengels en gebruikte een stalen net om de gevangen vis levend in te bewaren; ze noemden het een leefnet.
We waren even in de bergen, in de Himalaya. De terugweg legden we af met een zeer moderne bus: individuele airco, verstelbare leren stoelen, veel beenruimte, mooi in de lak. De Indiers staan duidelijk met een been in de oude tijd, en met het andere been in de moderne tijd. Dit laatste been groeit en het eerste been krimpt. Dit geeft scheefgroei. Tijdelijk in ieder geval.
Als ik het mag meemaken, en ik krijg de kans, dan ga ik naar de Noorse fjorden of de Oostenrijkse bergen. Wat is het daar mooi. De Himalaya is onderdeel van het grote planologische plan van de Indiërs. Want er ligt een megaplan klaar; de uitvoering is overal te zien. India wordt het land van Tata staal, betonijzer, cement en bakstenen. Op een voormalig rijsveld verrijst een nieuwe ministad met flats van 15 tot 25 hoog. Eenmaal in de Himalaya verandert dit beeld niet: dag en nacht wordt gewerkt aan wegpilaren die de basis vormen voor de nieuw aan te leggen wegen. Hotels op iedere ‘straathoek’, appartementen, woonhuizen, winkels, het houdt niet op.
Ik beleef slechte dagen. Mijn kuur pakt me nog eens extra tijdens een reis bestaande uit 4 uur treinen, 2 uur taxi en een dik uur in een taxi als aanvang. De heenreis doet me geen goed. Mijn benen en armen zijn als lood. Hoe sta je op met lamme benen en lamme armen? Tot overmaat van ramp staat naast ons hotel – met prachtig uitzicht op een dal – een bouwplaats waar half afgebouwde enorme betonnen pilaren worden voltooid. Dit gaat met veel lawaai gepaard. Vrachtwagens rijden af en aan met gebroken natuursteen wat een kraan iets verderop gewoon uit de berg haalt; voorraad genoeg hier. Toch is het in de kamer verrassend rustig. Ik hoor de TV van de receptie duidelijker. Het lijkt op kiezen, maar ik heb niets te kiezen. Ik moet gewoon plat: uitrusten. De vermoeidheid is enorm. Ik slaap uren per dag. Het uitzicht blijft fenomenaal; de weinige momenten dat ik wakker ben, geniet ik van dit uitzicht.
Op de terugweg met de luxe bus mag ik eerst vier keer overgeven. Daar gaat de vruchtensap. De dokters maken zich wat zorgen: ik drink niet genoeg en eten hoef ik al helemaal niet. Ik word alsmaar zwakker wat natuurlijk niet de bedoeling is. Maar probeer dat Indiase eten maar eens weg te krijgen als je Hollandse pot gewend bent. Op de spoedafdeling vertelt de arts mij dat ik een injectie gehad heb ter bevordering van cellen in het beenmerg: een vies spuitje achteraf gezien. Je kunt er pijn van in je botten krijgen. Ik denk dat bij mij alle botten zeer doen.
Hoewel ik niet geniet in de bus kijk ik wel om me heen zo veel als mogelijk. Het aantal gebouwen in opbouw is ontelbaar. Ik vraag me af hoe het er hier over dertig of over vijftig jaar uitziet. Totaal anders, dat ik zeker. Duidelijk is dat vanuit de overheid gewerkt wordt aan de uitvoering van een groot masterplan. Dit plan gaat van oost naar west, van zuid naar noord.
Onderweg naar het zuiden zien we steeds meer moderne gebouwen. Moderne reclameborden in de inmiddels donker geworden omgeving doen je soms denken dat je de Randstad bent. Overdag zie je helaas de duizenden onverlichte en schreeuwerige reclameborden die er dus ook staan. Welstands-commissies zijn hier nog niet geïntroduceerd.
Een verwend meisje van een jaar of drie – die notabene precies voor mij in de bus zit – probeert met krijsen aandacht te krijgen. Zodra moeders ingrijpt, gaat pa haar troosten. Dat schiet lekker op zo. Mijn moeder had het wel geweten: kinderen luisteren naar hun ouders. Zo niet, dan volgen tikken de kont. Een mooie gewoonte uit de oude tijd. Vastgebonden met een tuigje aan een pruimenboom met twee meter loopruimte, als mijn moeder pruimen ging rapen. Met een schort voor. En mijn vader die op zondag ging vissen – want op zondag werk je niet. Gezeten achter een loeizware holglashengel van een meter of vijf, alpinopet op en een baaltje sjek in de borstzak. Turen naar een dobbertje en geen weet hebben van de grote veranderingen om je heen.
De Indiërs weten ook niet wat hen boven het hoofd hangt. Ze gaan een sprong maken in de tijd. In New Delhi loopt het stadsverkeer vast. Maar er wordt door de overheid simpelweg een tweede laag van infrastructuur aangebracht: ringwegen op 15 meter hoogte met metro, trein en auto. De gammele straatjes op begane grond zullen voor het verkeer vanzelf verdwijnen. Mensen zullen de stad gaan verlaten. Want je geld verdienen met de verkoop van etenswaar vanuit je fietskar, daar ga je het niet mee redden; de verdiensten zijn nu al mager. Werknemers zullen opgeleid moeten worden voor een nieuw vak. Misschien krijgen ze een fabriekswoning van de fabriek waarvoor ze gaan werken. De oude panden worden uiteindelijk opgeknapt of gesloopt. Wellicht komen er ooit straatjes met kinderkopjes en wordt New Delhi een toeristenoord. Misschien wordt New Delhi dan uiteindelijk toch mooi. Lang leve Tata.
Henk! Wat goed om weer wat van je te “horen”. Uiteraard volg ik jullie dagelijks via Kittie, maar ik ben blij dat je nu zelf ook weer wat energie hebt. Wat fijn dat jullie samen als gezin toch dat uitstapje naar de bergen hebben kunnen maken, ook al was het voor jou een hele opgave en vanuit je bed of stoel. Heb je toch mooi mee gepakt.
Ik hoop dat de stijgende lijn waar je je nu in bevindt doorzet, ook voor Kittie en de jongens. Heel veel sterkte voor jullie allemaal!
Ha Liane,
Ja, dat berguitstapje was gedenkenswaardig. Ik begrijp de bouwdrift van de Indiers. Maar dit is echt over de top. Ik hoef er nooit meer te komen. Hopelijk krijg ik de kans om nog een keer – het liefst met gezin – naar de Noorse fjorden te gaan. Daar ben ik eerder geweest en ieder zijn smaak: dit vind ik het mooist. En onze eigen Nederlandse rivieren. Het moet wel allemaal schoner worden. Ik vind dat ik dat als ambtenaar bij RWS wel mag zeggen. En de grond, de lucht en ons voedsel mogen ook wel vele malen schoner. De Indiers zijn lekker aan het bouwen. Die komen zichzelf over enkele decennia vanzelf tegen. Wat een kolere zooi hier. Hier is Tata een mega bedrijf. Die zijn voor hun bedrijfsvoering niet afhankelijk van Nederland. Gelijk het land uit. Wat moet je met die oude verdienmodellen? Daar mag je niet in willen investeren.
Je merkt: ik kan me nog boos maken over dingen. Dit zegt niet dat ik bruis van de energie, integendeel. Maar ik vond dat ik even moest reageren. Hartelijk dank voor je reactie en hartelijke groeten aan Marco en jullie meiden! Mede namens Kit, Henk
Sorry: Liana
Beste Henk (en Kitty), dankzij Patrick volgen we je op je India blog.
Je schrijft mooi, een echte verhalenverteller ben je. We hopen zeer dat de behandeling aanslaat en we je op een dag weer hier in Elden op de fiets zullen tegen komen. En de dag daar na, en de dag daarna, en de dag daarna, en……
Sterkte ook voor je vrouw en kinderen.
Groetjes, Herman (je weet wel die van Manvis’ tuintje) mee namens Janny.
Dag Herman, dank voor je reactie en ja, mijn grootste wens is wel om straks door de straten van Elden te kunnen fietsen, het liefst met een hengeltje in de hand. Hendrik Daniel Manvis uit Amsterdam. De man waar mijn opa Hendrik Daniel naar is vernoemd. En waar ik weer op mijn beurt naar ben vernoemd. Toch nog een beetje echt Amsterdams bloed in mijn aderen. Mijn moeder – een Maan – kwam uit Delft, en tot 1500 terug was de familie Maan woonachtig in de driehoek Vlaardingen, Hoek van Holland en Delft. De Manen zullen wel eens meegevochten hebben tijden een slag. Want lang lang lang geleden kregen ze een familiewapen. Mijn oma uit Delft heette Post, ook al zo’n westerse naam. Toch bijzonder dat ik dan in de Betuwse pruimen terecht ben gekomen.
Ik hoop te kunnen herstellen. Ik bedenk me wel eens: het is van de zotte dat ik hier in India zit, om statistische en zogenaamde zorgvuldigheid die in acht wordt genomen in Europa. Het is de grootste kolder die ik heb meegemaakt in mijn leven. En ik heb wat bureaucratische kolder meegemaakt. Maar stel dat ik herstel, dan trek ik naar de weidse rivieren, naar het water. Om te werken aan een betere leefomgeving voor vis en macrofauna – zal wel weer op een hoop bureaucratisch geleuter uitdraaien – maar dat boeit niet – en dan ’s avonds lekker naar het dobbertje turen, alle bureaucratische ontwikkelingen een plekje geven.
Herman en Janny: heel veel dank voor jullie reactie. En mochten jullie nog in Amsterdam komen: doe ze de groeten van een van de nazaten van Hendrik Daniel Manvis.
Henk en Kit (Teun en Jort zijn vertrokken)
dag Henk, de laatste werkuren van deze week (donderdag) heb ik besteed om je reisverslag door te lezen. Heerlijk hoe je alles beschouwend opschrijft. Alsof we samen bij de koffiemachine staan. Geniet van India, ik volg je reis.
Dag Mark,
Wat goed om van je te horen. En wat verlang ik naar die slechte koffie…. Ja we gaan elkaar weer zien in het nieuwe jaar. Daar ligt tenminste wel de focus op. Kom ik gezellig met je kletsen. Ik hoop dat je je Amstelveense accent nog hebt. Dat is wel een voorwaarde om die koffie überhaupt te kunnen drinken!
Hartelijke groeten,
Henk